Fiets

 

 

Lusteloos hing zij in de rekken. Af en toe knarste er iets in haar gewrichten en na elke zucht wind draaide het wiel
een kwartslag. Ze voelde zich zoals ze eruit zag, vaal, roestig, zonder enig perspectief. Het leven kon haar gestolen worden.
Werd ze zelf maar eens gestolen. Dan gebeurde er nog eens wat. Maar daar was weinig kans op, hoewel haar slot het al jaren geleden begeven had.
‘Niemand wil mij,’ zuchtte ze zachtjes door haar buizenstelsel.
Ze zou nu een lang verhaal tegen de wind in kunnen gaan brommen. Maar wat had het voor zin. Wie was geïnteresseerd in de scheiding van haar opzitster en haar vriend. Wie kon het wat schelen dat daardoor ook haar eigen vriend (net mooi donkerblauw geschilderd en voorzien van gloednieuwe trommelremmen) de wielen had moeten nemen. Nou? Niemand toch? Iedereen ging maar gewoon door met leven terwijl zij hier volkomen alleen en al danig aangevreten door het zout der aarde, hing te hangen.
‘Mijn winter is eerder gekomen dan gedacht, huilde ze, niet vrij van toneelaspiraties. ‘Ik zal niet heroïsch sterven als een heldin op het fietspad van eer.
Ik zal nooit kleine fietsjes hebben. Ik zal niet trots als een versnellingskabel naast mijn gade naar het altaar schrijden. Ik zal roestenderwijs waaien met de winden en daarna zal ik alleen nog digitaal bestaan.
Daarop zweeg zij. Want er was geen gehoor en verder had zij de wereld ook niets mede te delen.

Vreugdeloos opgetekend door Plato ( https://platoonline.wordpress.com ) in januari 2015

Liked by you and 1 other person